top of page

Joris en het Zussenprobleem

Bijgewerkt op: 5 apr

De juf staat helemaal aan de andere kant van het plein, haar rug naar me toe. Af en toe kijkt ze omhoog naar de grijze lucht en steekt ze haar hand uit, handpalm omhoog. De jongens uit mijn klas spelen voetbal tegen de jongens uit groep zes. Snel steek ik mijn tong terug uit naar Ella, die ondersteboven aan het klimrek hangt. Fien staat op de grond onder haar met over elkaar geslagen armen. Ella fluistert iets in Fiens oor. Ze grinniken. 

Ella pakt de buis met haar handen en slingert haar benen er vanaf, zodat ze naast Fien landt. Dan pakken ze elkaars hand en huppelen ze naar de zandbak toe, waar ik in mijn eentje zit te spelen. Niemand wilde met mij in de zandbak spelen, omdat het geregend heeft. Maar juist nu het zand een beetje nat is, kan je nog hogere torens bouwen.

‘Hé lieve Jori-de-pori,’ zegt Fien als ze naast me komt zitten in het zand.

‘Kleine Jor-Jor,’ zegt Ella en ze duwt een natte kus tegen mijn hoofd.

‘Iel!’ roep ik en ik duw mijn zussen weg. ‘Doe niet zo stom!’

‘Wat? We zijn gewoon zo dol op ons schattige baby-broertje,’ zegt Fien net iets te hard. 

‘Ik ben geen baby!’ Ik spring op. Een paar jongens uit mijn klas kijken om. Ik trap snel in mijn eigen zandtoren. 

‘Au!’ roept Ella en ze wrijft in haar ogen. ‘Jori gooide zand in mijn gezicht!’

Mijn oren worden helemaal warm. ‘Dat is niet waar!’

‘Dat deed je expres!’ zegt Fien. 

‘Wat is hier aan de hand?’ Ineens staat juf Merel bij ons. Ze trekt één van haar wenkbrauwen op, die me altijd doen denken aan slierten volkoren spaghetti. Ik slik en kan haar alleen maar aanstaren. 

‘Joris gooide expres zand in Ella’s ogen!’ zegt Fien. Ella knikt, met een pruillipje. 

‘Jullie liegen!’ roep ik. 

‘Joris, waarom deed je dat?’ vraagt juf Merel. De spaghettislierten kruipen omhoog tot ze bijna in haar paardenstaart verdwijnen. 

Tranen prikken achter mijn ogen en mijn vingernagels drukken in mijn handpalm. ‘Ik… Ik… Ik wou dat ik geen zussen had!’


Een felle bliksemflits maakt alles helemaal wit. Ik sla mijn zanderige handen voor mijn ogen en dan galmt een schelle toeter. Als ik mijn ogen weer open doe, schijnt de zon fel in een verder blauwe hemel. Iedereen op het schoolplein staart naar de straat voor de school, waar een glanzende rode auto zonder dak staat. 

‘Oma!’ roept Ella. Fien en ik rennen achter Ella aan oma toe. Oma stapt uit, zet haar zonnebril bovenop haar warrige haar en geeft een klopje op de motorkap. 

‘Dag kinders,’ zegt oma. ‘Mooi, hè? Net gekocht. En toen dacht ik, ik neem de kleinkids mee voor een ritje. En ik heb al met papa en mama geregeld dat jullie daarna het hele weekend bij mij komen logeren.’ 

Ella juicht. ‘Ik zit voorin!’ Ze klimt over de deur heen en gaat zitten met haar handen achter haar hoofd. Ik leun tegen het hek aan. Dan kijkt oma me aan. Ze knipoogt.

‘Maar we hebben gewoon school,’ zegt Fien met een frons. 

  ‘Dat regel ik wel even,’ zegt oma. ‘Wacht hier.’ Weer die knipoog. Oma loopt met grote stappen op juf Merel af.

Terwijl Ella en Fien ruziemaken over wie voorin mag zitten, wrijf ik over mijn kin. Papa doet dat ook altijd als hij nadenkt. Een weekend logeren bij oma is altijd leuk. Maar als Fien en Ella bij oma zijn…

Dan klinkt het tikken van oma’s hakken en moet ik snel zijn. Ik duik de smalle ruimte tussen de heg en de afvalcontainer in en kruip zo ver naar binnen als me lukt. 

‘Joris?’ vraagt oma. Ik blijf zo stil zitten als ik maar kan. ‘Meiden, waar is jullie broertje?’

‘Hij was hier net nog,’ zegt Fien.

‘Misschien wil hij liever op school blijven!’ roept Ella. 

‘Joris?’ roept oma weer. Ik maak mezelf nog iets kleiner. En dan hoor ik oma zuchten. ‘Nou, als hij niet mee wil, ga ik hem niet dwingen. Kom, meiden, we gaan op avontuur!’

Even later start de auto met een luid geronk. Ella en Fien juichen. Met piepende banden rijden ze weg.

En het mooiste is nog wel dat juf Merel denkt dat ik met oma mee ben. 


Als de pauze voorbij is, blijf ik nog zitten totdat ik geen stemmen meer hoor. Dan pas kom ik uit mijn schuilplaats, en ren naar huis. Thuis pak ik de sleutel uit het geheime potje, en binnen ren ik meteen naar de kamer van Fien en Ella. Ik steek mijn handen in de lucht en spring in het rond. 

‘Ha ha! Ik ben lekker op jullie kamer!’ roep ik. In mijn hoofd roepen ze dat ik niets aan mag raken, dus tik ik op alle spullen die ik maar kan zien. Al Fiens knuffels, die op haar bed liggen. Elk boek in de kast. Elke legoset van Fien. Ik trek de lade open van hun kledingkasten en laat mijn handen erin zwemmen tot alle kleren door elkaar liggen.

Dan ren ik naar beneden en plof neer in de hoek van de bank om door Netflix te scrollen zo lang ik maar wil. 


De volgende ochtend spring ik op uit bed en ren naar beneden. Mama en papa zijn nog niet wakker. Ik doe snel de lampen aan, de gordijnen open en zet de tv aan. Maar op Netflix staat niks leuks. Ik spring weer op van de bank, trek mijn laarzen en jas aan en ga in mijn pyjama naar de achtertuin. Ik pak het springtouw en probeer dat trucje dat Ella laatst deed, dat ze met gekruiste armen sprong. Minimaal tien keer proberen, dat zegt papa altijd. Maar zelfs na twaalf keer lukt het me niet. Ik gooi het springtouw op de grond. 

Dan weet ik het. Ik pak de bal, schop mijn laarzen uit en stap op de trampoline. Fien had dat laatst bedacht. Dat we met steeds meer ballen op de trampo sprongen en als een bal je raakte, dan was je af. Ik houd het best lang vol, maar dan tikt de bal toch tegen mijn billen aan. Af. 

Ik loop op mijn sokken terug naar binnen. Papa staat in de keuken. 

‘Goedemorgen, jongen. Heb je al lekker buiten gespeeld?’

Ik haal mijn schouders op. 

‘Wil je even helpen met het ontbijt klaarzetten?’ 

Ik knik en samen dekken we de tafel. 

Als mama ook gapend en in haar kamerjas naar beneden komt, schuift ze meteen aan. 

‘Wat zullen we eens gaan doen, vandaag?’ vraagt mama. 

Ik strooi wat hagelslagjes op een boterham en laat mijn hoofd op mijn hand leunen. 

‘We kunnen wel een boswandeling gaan maken. Lijkt dat je leuk, Joris?’

Ik zucht, met heel veel geluid. 

‘Wat is er toch, Joris?’ vraagt papa. 

‘Niks,’ zeg ik.

‘Jawel, er is wel iets,’ zegt mama. 

Ik zet het pak hagelslag hard neer op tafel en sta op uit mijn stoel. ‘Nee, niks! Ik heb niks. Te. Doen.’


Met luid geknetter springt de lamp boven de eettafel uit elkaar. Ik sla mijn armen voor mijn gezicht. Mama gilt. Papa’s handen pakken mijn schouders vast en trekken me naar achteren. Dan gaat de deurbel. 

‘Wat was dat?’ vraag ik. Papa haalt zijn schouders op. Mama legt haar hand op haar borst en zucht diep. Dan staat ze op en loopt naar de deur. 

‘Hé! Zijn jullie daar nu alweer?’ vraagt ze vanuit de gang. 

‘Ella! Fien!’ Ik ren naar mijn zussen toe en spring zo hard tegen ze aan dat ze op de grond vallen. 

‘Ah!’ gilt Ella. ‘Wat doe je?’ roept Fien.

Oma fluistert iets tegen mama en ze kijken allebei naar mij. Maar ik sla mijn armen nog strakker om mijn zussen heen. ‘Ga nooit meer weg zonder mij.’

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page