Het effect van boeken
“Het kind dat opgroeit met Afke’s tiental, met Winnie de Poeh, met Anderson, zo’n kind krijgt een bepaald soort vitamines; het krijgt een beschermende bijvoeding. Natuurlijk hebben ook deze boeken niet een directe, een onmiddellijk nawijsbare uitwerking. Maar de vitamines werken op lange termijn.”
Annie M. G. Schmidt (1974)
Kinderboeken zijn niet alleen leuk en ontspannend. Ze kunnen ook een belangrijke rol spelen in de opvoeding. Verhalen vertellen heeft altijd al die functie gehad. Denk aan fabels waarin het goede wint en het slechte verliest. Of aan moralistische gedichtjes en verhaaltjes waarin kinderen wordt aangeleerd dat ondeugend gedrag bestraft wordt (Wilmink, 1976).
Naast lessen over wat je wel en niet zou moeten doen, kan lezen ook een positief effect hebben op je mentale gezondheid. Zo worden boeken zelfs gebruikt in zogenaamde 'bibliotherapie'. Dat werkt effectief bij allerlei vragen rondom de mentale gezondheid (Jin, 2022). In dit artikel lees je wat voor effect kinderboeken kunnen hebben en wat de voorwaarden zijn voor die effecten.
Wat voor effect hebben kinderboeken?
Er zijn verschillende theoretische modellen die uitleggen waarom er een verband is tussen boeken lezen en de mentale gezondheid. Wat doen boeken precies met je?
Een eerste model is dat van cognitieve gedragstherapie (CGT). Kort gezegd gaat dat over de manier waarop mensen praten en denken over zichzelf, de wereld en over andere mensen (McNicol, 2018). Boeken kunnen negatief gedrag en negatieve gedachtes veranderen, door te laten zien hoe het anders kan. In een boek kan stap voor stap beschreven worden hoe je kan omgaan met bepaalde problemen. De lezer kan daarvan leren.
Een ander model gaat over het ‘transportatie-effect’ (Green, 2008). Als lezer stap je in de wereld van het boek. Je voelt je betrokken bij de personages en het verhaal. Je kan oefenen met je verplaatsen in een ander, en met verschillende rollen die je kunt aannemen. Bovendien leer je een situatie te bekijken vanuit de ogen van een ander. Het transportatie-effect is het grootst wanneer de lezer zich goed kan identificeren met het personage (Green, 2006). Bijvoorbeeld omdat het personage heel veel lijkt op de lezer qua uiterlijk of interesses. Of omdat het verhaal lijkt op de situatie waar de lezer zelf ook in zit.
Een derde model is het identificatie-catharsis-inzicht model (McNicol, 2018). Dit model gaat uit van drie fases:
-
Identificatie. Als lezer herken je het personage en leef je met het personage mee. Dat roept een emotionele reactie op. Het verhaal kan bijvoorbeeld een herinnering oproepen aan een vergelijkbare ervaring.
-
Catharsis. Dat betekent het uiten van emoties. Heb jij wel eens gehuild om een mooi boek? Of hardop gelachen? Tijdens het lezen over het verhaal en het personage, uit je ook je eigen gevoelens.
-
Inzicht. Als lezer kan je je bewust worden van je eigen reacties op het verhaal. Als je erover nadenkt, kan je je eigen gevoelens en gedachten ook beter begrijpen. Waarom ontroert dit boek mij zo? Of waarom vind ik dit personage zo leuk of juist zo vervelend? Dat inzicht kan je veel leren over jezelf.
Wanneer hebben kinderboeken dat effect?
Er zijn verschillende voorwaarden om echt iets van een boek te leren. Het kind moet het boek willen lezen, kunnen begrijpen en zich erin kunnen herkennen. Bovendien moeten de argumenten overtuigend zijn.
Leesmotivatie en leesvaardigheid
Een aantal dingen kunnen het leesplezier vergroten. Vertrouwen in de eigen leesvaardigheid is een belangrijke voorwaarde voor motivatie om te gaan lezen (Stichting Lezen, 2023). Daarnaast is het ook belangrijk dat een boek aansluit bij de interesses van het kind. Bij het uitzoeken van een boek is het dus belangrijk dat het kind geïnteresseerd is in het genre en thema, en dat het boek ook aansluit bij de leesvaardigheid van het kind.
Daarnaast is het belangrijk dat het boek aansluit bij wat het kind al kan. Dat gaat zowel over het taalgebruik, als over de vaardigheden die het kind zou moeten leren. Wil je een kind leren omgaan met angst? Dan zeg je iets anders tegen een kind van 4 jaar dan tegen een kind van 10 jaar. Het boek zou dat ook moeten doen.
Herkenbaarheid
Dat een kind zich kan herkennen in het verhaal en de personages is essentieel voor het leesplezier en voor de binding met een boek (Van der Poorten, 2017). Er zijn verschillende technieken om de herkenbaarheid te vergroten:
-
Het ik-perspectief. Vertellen vanuit een ik-persoon maakt dat de lezer zich het beste kan inleven in het personage, omdat naast de gebeurtenissen ook gedachtes en opvattingen goed kunnen worden overgebracht (Ghesquière, 2009).
-
Focalisatie: Als de lezer ook leest wat een of meerdere karakters denken of vinden, kan de lezer die karakters beter leren kennen.
-
Een realistisch en geloofwaardig einde. Het einde kan bijvoorbeeld ook open gelaten worden (Ghesquière, 2009).
-
Geloofwaardige personages. Het is belangrijk dat de personages realistisch zijn. Een personage bestaat uit meer dan 3 of 4 karaktereigenschappen. Op die manier kan ook begrip worden opgebracht als een personage een fout maakt.
-
Taalgebruik. Het werkt het beste als dit overeenkomt met hoe de lezer zelf zou praten. Bij bijvoorbeeld meer gedateerde kinderboeken wordt soms taal gebruikt die kinderen nu niet meer gebruiken. Een boek is bijvoorbeeld minder herkenbaar als woorden als “flex” of “gaaf” worden gebruikt.
-
Tijdsgeest. Waar kinderen in de jaren ’00 contact hadden via MSN en Hyves, hebben ze anno 2023 eigen smartphones, Snapchat en TikTok. Ongetwijfeld zal dit over enkele jaren alweer veranderd zijn. Daarom helpt het als boeken ofwel tijdloos geschreven zijn, ofwel meegaan met de tijd. Dat laatste betekent wel dat de herkenbaarheid met de tijd omlaag gaat.
-
Jongens- of meisjesboeken. Een boek dat heel duidelijk interessanter is voor jongens óf meisjes heeft een lagere herkenbaarheid dan een boek dat voor beiden even interessant is.
Overtuigende lessen
Hoe kan je gedrag beïnvloeden? Hoe kan je je eigen gedrag veranderen? Of het gedrag van een ander? Er zijn veel theorieën over hoe gedrag het beste verbeterd kan worden (Brug, van Assema & Lechner, 2017). Welke techniek het beste werkt, kan verschillen per persoon. Het werkt het beste als er verschillende oplossingen gegeven worden, zodat het kind meerdere dingen kan proberen (Jin, 2022). Bovendien is het belangrijk dat de oplossingen veilig zijn. De lezer gaat de oplossingen zelf uitproberen, dus is het belangrijk dat het kind zichzelf niet in gevaar brengt.
-
Risico-informatie. Dat gaat over de negatieve gevolgen van ongewenst gedrag.
-
Bijvoorbeeld: als je niet goed kijkt bij het oversteken, kan je aangereden worden door een auto.
-
-
Informatie over de positieve gevolgen van gewenst gedrag. Dit werkt vaak beter dan risico-informatie, omdat mensen makkelijker begrijpen wat ze wél moeten doen.
-
Bijvoorbeeld: als je je huiswerk op tijd af hebt, mag jij vanavond een film kiezen.
-
-
Stap voor stap laten zien hoe je van ongewenst naar gewenst gedrag komt. Mensen zien graag hoe ze in kleine stapjes vooruit komen. Daarbij willen ze naast langetermijngevolgen ook kortetermijngevolgen zien. Deze manier werkt over het algemeen het beste.
-
Bijvoorbeeld: om meer te bewegen gaan we eerst altijd de trap nemen in plaats van de lift, als we naar beneden gaan. Als we daaraan gewend zijn, gaan we dat ook doen als we naar boven gaan. Als we daaraan gewend zijn...
-
Daarnaast is het ook belangrijk hoe de argumenten worden gegeven (Brug, van Assema & Lechner, 2017). Argumenten moeten bijvoorbeeld:
-
Verrassend en nieuw zijn, om interesse te wekken.
-
Zelfobservatie en monitoring aanmoedigen. Zo kan de lezer het bij zichzelf in de gaten houden.
-
Rekening houden met wat de lezer al denkt of weet. Als de lezer bepaalde aannames heeft, moet de lezer aangemoedigd worden om daar eerst zelf kritisch over na kunnen denken.
-
Bijvoorbeeld: als iemand gelooft dat ze al heel gezond leven, is het nodig dat diegene eerst zelf nadenkt over of dat wel echt zo is.
-
-
Zowel lange als kortetermijnuitkomsten laten zien, zodat de lezer het nieuwe gewenste gedrag ook vol wil houden. Kinderen en tieners hebben het meer dan volwassenen nodig dat er ook positieve kortetermijngevolgen voor hen zijn.
Conclusie
Kinderboeken lezen kan een kind nog meer leren naast lees- en taalvaardigheid, en nog meer brengen naast ontspanning en plezier. Bij het lezen leren kinderen zich verplaatsen in een ander, hun emoties uiten en krijgen ze inzicht in het eigen gedrag. Daarvoor moet het kinderboek wel herkenbaar zijn, aansluiten bij interesses en vaardigheden van de lezer, en een goede, overtuigende boodschap overbrengen. Kinderboeken kunnen een effectieve rol spelen in de ontwikkeling van de jonge lezer.
Bronnen
-
Brug, J., van Assema, P., Lechner, L. (2017). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: Een planmatige aanpak (9e druk). Assen: Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum.
-
Ghesquière, R. (2009). Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven: Acco.
-
Green, M. C. (2006). Narratives and cancer communication. Journal of communication, 56, S163-83
-
Green, M. C. (2008). Research challenges in narrative persuasion. Information design journal, 16(1), 47-52
-
Jin, Y. (2022). The Healing Place of the Soul: Is Bibliotherapy Helpful in Dealing with Youth Disturbances? International Conference on Advances in Social Sciences and Sustainable Development.
-
McNicol, S. (2018). Theories of bibliotherapy. In McNicol, S. & Brewster, L. (Eds.), Bibliotherapy (pp. 23-40). Facet. doi: 10.29085/9781783303434.002
-
Van der Poorten, M. (2017). Moderne meisjesliteratuur: Ideologie en identificatie.
-
Wilmink, W. (1976). Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding. In Project jeugdliteratuur, aflevering 1.0.11. Tjeenk Willink / Noorduijn, Culemborg. Pp .2-8 DBNL
-
Schmidt, A. M. G. (1974). Voer voor kinderen. In K. Ottenhoff & F. Peeters (Red.) Over Jeugdliteratuur (1974) (pp. 9) Amsterdam, Nederland: Instituut voor Neederlandistiek.
-
Stichting Lezen - Leesmonitor (2023). Vertrouwen en interesse dragen bij aan motivatie. https://www.lezen.nl/onderzoek/vertrouwen-en-interesse-dragen-bij-aan-motivatie/